Geschiedenis van de BMI
Heb jij ooit al eens je eigen BMI berekend met een online tool of een rekenmachine? Waarschijnlijk wel, want als je het niet op school moest doen, dan ben je het ongetwijfeld al weleens in een tijdschrift tegengekomen. Dat ene cijfertje bepaalt of je een ‘gezond gewicht’ hebt en als het te hoog is, dan word je door iedereen aangemoedigd om af te vallen. Want dat moet voor je gezondheid.
Maar hoe zijn we op dit punt gekomen? Wie heeft de BMI uitgevonden? En hoe is het zo populair geworden dat iedereen het nu nog wereldwijd gebruikt? In deze chronologische tijdlijn geven we meer uitleg en kom je te weten dat het vooral een verhaal is van geld en belangenvermenging van de dieetindustrie …
Samenvatting
BMI – wat staat voor Body Mass Index – is een tool die wereldwijd gebruikt wordt om te bepalen of je een ‘gezond gewicht’ hebt. De wetenschappelijke basis daarvoor is alleen erg zwak en in de praktijk wordt BMI vooral gebruikt om dikke mensen te discrimineren.
1835
Adolphe Quetelet: de gemiddelde mens
Quetelet was een Belgische wetenschapper die zich bezighield met heel wat dingen zoals sociologie, wiskunde, astronomie en statistiek. Hij wilde onderzoeken of het menselijke bestaan voorspeld kon worden door kansberekening en verzamelde daarvoor allerlei gegevens over het leven van mensen. Denk daarbij aan cijfers over geboortes, zelfdoding en criminaliteit, maar ook over het menselijke lichaam (waaronder lengte en gewicht), zodat hij een beeld kon krijgen van de ‘gemiddelde mens’.
Dat onderzoek leidde in 1835 tot zijn boek Sur l’homme et le développement de ses facultés, ou Essai de physique sociale. Een van de dingen die hij daarin opmerkte, was dat het gewicht van (witte!) volwassenen in proportie staat met ongeveer het kwadraat van hun lengte. Dat was bijna een voetnoot in zijn werk en hij vermeldde daarbij verder niets over gezondheid.
We mogen hierbij trouwens ook niet vergeten dat Quetelet dit onderzoek uitvoerde tijdens een periode waarin witte mensen hun superioriteit wilde tonen tegenover Zwarte mensen, die geassocieerd werden met dik zijn en als minderwaardig beschouwd werden.
1869
Francis Galton: eugenetica
Het onderzoek van Quetelet werd later gebruikt door Galton, die daarmee zijn eigen theorieën verder uitwerkte en de grondlegger werd van de eugenetica. Dat is de praktijk waarbij ‘minder geschikte’ mensen (zoals arme mensen, mensen met een beperking en mensen van kleur) gesteriliseerd of vermoord werden (en worden) om op die manier de eigenschappen van de volgende generaties te ‘verbeteren’.
Ook andere pseudowetenschappelijke theorieën zoals frenologie (karaktereigenschappen van mensen afleiden uit de vorm van hun schedel) zouden gelinkt zijn met het werk van Quetelet. Dit soort ideeën waren vooral gebaseerd op vooroordelen van bepaalde groepen mensen, waardoor racistische theorieën zich verder konden verspreiden.
1846 - 1912
Verzekeringsmaatschappijen: gemiddeld gewicht
Verzekeringsmaatschappijen begonnen in de 19e eeuw gegevens bij te houden over het sterftecijfer van hun cliënten. Want als ze konden voorspellen welke groepen mensen het meest kans hadden om eerder te sterven, dan konden ze hen duurdere levensverzekeringen aansmeren en dus hun winst vergroten.
Verschillende maatschappijen stelden daarom een tabel op met gegevens over de gemiddelde lengte en het gemiddelde gewicht van mensen die bij hen verzekerd waren. Ze wilden daarmee bekijken welke invloed lichaamsbouw had op levensduur. Belangrijke kanttekening: het waren vooral witte mensen die in die tijd een verzekering konden betalen.
1942 - 1959
Metropolitan Life Insurance Company: ideale en wenselijke gewicht
Ook Louis Dublin, een statisticus voor de Metropolitan Life Insurance Company, verzamelde gegevens over de lengte, het gewicht en de sterftecijfers van mensen die een verzekering hadden bij het bedrijf. (Ook hier waren dat vooral witte mensen.) Zijn conclusie was dat ’te zwaar’ zijn heel slecht was voor je gezondheid, vooral vanaf een leefttijd van 35 jaar, en hij predikte die boodschap waar hij maar kon. In 1942 publiceerde Met Life op basis van deze gegevens tabellen met het ‘ideale’ gewicht voor mannen en vrouwen.
Meer dan tien jaar later, in 1959, verscheen de ‘Build and Blood Pressure Study‘. Hun conclusie was: wie een hoger gewicht had, leefde minder lang. Met Life publiceerde daarom een update van hun tabellen: het ‘ideale’ gewicht werd vervangen door ‘wenselijk’ gewicht en dat lag lager dan ervoor.
1972
Ancel Keys: BMI
De Amerikaanse wetenschapper Ancel Keys was ervan overtuigd dat vetgehalte (en niet gewicht op zich) een beter beeld gaf over het gezondheidsrisico van een persoon. Hij ging op zoek naar een manier om ‘obesitas’ te definiëren die beter was dan de tabellen van de verzekeringsmaatschappijen en vergeleek daarvoor verschillende methodes.
Hij concludeerde op basis van zijn onderzoek van (surprise!) voornamelijk witte mannen dat de Quetelet-index het beste resultaat gaf en noemde deze formule ‘Body Mass Index’. Hij gaf daarbij ook aan dat het risico om te overlijden of om een hartaanval te krijgen pas groter wordt bij extreem ‘onder- of overgewicht’.
Maar voordat je hem als een bondgenoot beschouwt, moet je weten dat hij dikke mensen ‘walgelijk’ en ‘ethisch verwerpelijk’ noemde. Hij was een grote voorstander van vetarm eten en schreef daar ook verschillende boeken over, met als gevolg dat vetarme diëten steeds populairder werden.
1983
Met Life: nieuwe tabellen
Met de publicatie van nieuw onderzoek in 1979 werden de tabellen van Met Life opnieuw aangepast. Deze keer lag het gewicht hoger dan de tabellen uit 1959. (Is het je opgevallen dat de grens al twee keer verschoven is?) De naam ‘wenselijk gewicht’ werd ook geschrapt en het werd nu de ‘Metropolitan height and weight tables’ genoemd.
1985
NIH: standaard voor ‘obesitas’
De National Institutes of Health (NIH) is een instelling van de Amerikaanse overheid die zich bezighoudt met volksgezondheid en geneeskundig onderzoek.
In 1985 organiseerden zij een conferentie over de gezondheidsimplicaties van ‘obesitas’. In hun rapport hierover bepaalden ze een standaard voor ‘obesitas’ op basis van de body mass index van Keys (27,8 voor mannen en 27,3 voor vrouwen) en vermeldden ze dat ‘obesitas’ schadelijk is voor je gezondheid en levensverwachting.
Het enige probleem: daarover was er op de conferentie helemaal geen consensus.
1995
WHO: drie klassen ‘overgewicht’
In 1995 publiceerde een exptertencommissie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een rapport dat één hoofdstuk bevat over ‘volwassenen met overgewicht’. Ze vermeldden daarin dat BMI de meest praktische definitie van ‘obesitas’ is en stelden drie categorieën van ‘overgewicht’ voor: categorie I vanaf een BMI van 25, categorie II vanaf 30 en categorie III vanaf 40. Ze gaven zelf toe dat deze bepalingen willekeurig waren, op basis van de visuele aanschouwing van een curve in een onderzoek.
Nog enkele opmerkingen die de WHO de moeite vond om aan te halen:
– bij mensen met een verhoogd gezondheidsrisico moet de focus liggen op het verminderen van het risico en niet per se op gewicht verliezen;
– het is nog altijd onzeker of gewichtsverlies gunstig is voor gezondheid op lange termijn;
– gewichtsverlies kan leiden tot jojoën en dat kan gelinkt zijn aan een verhoogde morbiditeit en mortaliteit.
1995
IOTF: bemoeienissen van de dieetindustrie
In datzelfde jaar richtte Philip James de International Obesity Task Force (IOTF) op met als doel om ‘obesitas’ te bestempelen als een serieuze medische aandoening en betere preventie te promoten. Ze werden gefinancierd door drie farmaceutische bedrijven die dieetpillen produceerden en ongeveer 75% van hun jaarlijkse inkomen kwam van de farmaceutische industrie.
Als dat geen belangenvermenging is, dan weten wij het ook niet meer …
1998
NIH: van de ene op de andere dag te dik
13 jaar nadat de NIH hun standaarden voor ‘obesitas’ hadden vastgelegd, brachten ze een nieuwe richtlijn uit waarin ze ‘overgewicht’ definieerden als een BMI vanaf 25. Daarvoor was dat nog 27,8 voor mannen en 27,3 voor vrouwen, waardoor miljoenen Amerikanen van de ene op de andere dag ’te dik’ waren.
Ook hier is alleen de vraag of die beslissing op een objectieve manier tot stand gekomen is, want bij nader onderzoek bleek dat heel wat leden van de commissie die deze richtlijn publiceerde, betrokken waren bij bedrijven uit de dieetindustrie (denk aan Weight Watchers en farmaceutische bedrijven die dieetpillen produceren).
2000
WHO: huidige standaarden
De WHO publiceerde in 2000 een nieuw rapport en deze keer ging het volledig over de ‘obesitasepidemie’. Niet één hoofdstuk over mensen met ‘overgewicht’ en ‘obesitas’, maar een volledig rapport over een epidemie.
Dit rapport kwam tot stand in nauwe samenwerking met de IOTF. Dat wordt specifiek vermeld, maar ze vertellen er natuurlijk niet bij dat die organisatie bijna volledig gefinancierd werd door producenten van dieetpillen.
En ja, dat is een probleem, want de BMI-standaarden uit dit rapport worden nu nog altijd wereldwijd gebruikt. Dikke mensen ondervinden daar elke dag de negatieve en gevaarlijke gevolgen van.
De wetenschappelijke basis om BMI te gebruiken als meetinstrument voor gezondheid is niet overtuigend als je de geschiedenis ervan bekijkt. Het houdt ook geen rekening met andere factoren die een rol kunnen spelen in je gewicht en/of je gezondheid, zoals leeftijd en etniciteit.
Maar het grootste probleem is dat BMI, en dan vooral de categorie ‘obesitas’, vandaag de dag nog altijd gebruikt wordt om dikke mensen te discrimineren in onze maatschappij:
– Dikke mensen worden minder snel aangenomen voor een job en verdienen minder dan hun dunne collega’s.
– Dikke studenten krijgen minder goede punten op school, hoewel ze even slim zijn als hun dunnere klasgenoten.
– Dikke kinderen worden uit huis geplaatst wanneer hun ouders er niet in slagen om hen te laten afvallen, ook al zijn er geen aanwijzingen voor verwaarlozing of misbruik.
– Dikke mensen moeten meer betalen voor hun schuldsaldoverzekering wanneer ze een huis kopen.
– Bij IVF-behandelingen wordt er dikwijls een maximaal BMI als voorwaarde gesteld.
– Ook trans personen moeten onder een bepaald BMI zitten om in aanmerking te komen voor een operatie.
– Dikke mensen krijgen niet de juiste zorg bij een dokter of andere zorgverlener.
In theorie is BMI een gemakkelijke manier om bepaalde gezondheidsrisico’s van mensen te bepalen, maar in de praktijk maakt het van dikke lichamen een medisch probleem dat op welke manier dan ook ‘opgelost’ moet worden.
Als gevolg daarvan wordt BMI gebruikt om dikke mensen zorg en toegang tot bepaalde delen van de maatschappij te ontzeggen. Dikke mensen worden gediscrimineerd vanwege hun BMI en ondervinden daarvan negatieve gevolgen in alle aspecten van hun leven.
De Body Mass Index is dus op geen enkele manier neutraal en daarom kunnen de woorden ‘overgewicht’ en ‘obesitas’ dat ook nooit zijn. Wij pleiten er daarom voor om de BMI af te schaffen en te kiezen voor een gewichtsneutrale kijk op lichamen.
Andere blogartikelen
Waarom de woorden ‘overgewicht’ en ‘obesitas’ problematisch zijn
Voor ons hangen er geen vooroordelen meer vast aan het woord 'dik'. Wij gebruiken het daarom overal: op onze website, sociale media en in presentaties die we geven. Wij pleiten er ook voor dat andere mensen 'dik' gebruiken, bijvoorbeeld in de media. Hoe vaker het...
3 zinnetjes om te onthouden voor je volgende doktersbezoek
Het is niet gemakkelijk om naar de dokter te gaan als je dik bent. Velen van ons hebben slechte ervaringen in de gezondheidszorg en zien daarom op tegen elke afspraak met een zorgverlener. Vooral bij nieuwe dokters, want gaan ze wel verder kijken dan mijn gewicht? Een...
Is de fat tax terecht?
Dikke mensen moeten meer betalen voor bepaalde dingen dan niet-dikke mensen. Denk aan kleren, een schuldsaldoverzekering en meubels met een hoge gewichtslimiet. Het zijn verborgen kosten die ons aangerekend worden en dat heet de fat tax. Veel mensen vinden dat...